Omgaan met verantwoordelijkheid

Een goede werkhouding, doen wat je moet doen, en de verantwoordelijkheid kunnen dragen voor wat je zelf doet, zijn belangrijke leervoorwaarden. Beetje een inkoppertje misschien, maar veel leerkrachten (en ouders) hebben de neiging, dat wanneer een kind iets, naar hun mening, niet snel of goed genoeg doet, het dan maar voor het kind te doen. Kinderen voelen zich daardoor minder verantwoordelijk en krijgen daardoor een wat nonchalante houding. Want als het niet lukt, dan doet iemand anders het toch wel voor ze.  

We leren kinderen omgaan met verantwoordelijkheid door het ze te geven. Dit doen we door:

  • Ze te vertrouwen: Tot het tegendeel bewezen gaan we ervan uit dat kinderen de waarheid spreken.
  • Ze te vertrouwen: Geld, snoep en andere waardevolle dingen liggen voor het oprapen bij Volta. Kinderen krijgen soms onze pinpas mee om zelf iets te kopen wat ze nodig hebben.
  • Het laagdrempelig te maken om vertrouwen op te bouwen, dat komt bij ons te paard en gaat te voet (andersom dus 😊).
  • Altijd heldere en concrete afspraken met ze te maken en erop te vertrouwen dat ze die nakomen. Zo niet, dan spreken we ze aan op hun verantwoordelijkheid.
  • Kinderen met gevaarlijke dingen te leren werken.
  • Ze leren vooraf na te denken over hoe ze iets gaan doen. Een plan maken, leren plannen en met een agenda omgaan.
  • Door ruimte te bieden voor onverantwoordelijk gedrag en dan achteraf ze na te laten denken over wat ze er nou eigenlijk zelf van vinden.
  • Ze alles zelf te laten doen. Wij leggen het alleen uit of laten zien hoe het moet.

Dingen een plek geven en voor jezelf opkomen

Weten hoe je van je stress af kan komen, is een belangrijke leervoorwaarde. Iedereen presteert lager onder hevige stress.

Voor jezelf opkomen, om hulp vragen en uitleggen wat je nodig hebt om goed te kunnen leren, is een leervoorwaarde, omdat een kind zonder hulp zich niet kan ontwikkelen. Ouders en leerkrachten kunnen geen gedachten lezen. Kinderen die goed over zichzelf kunnen vertellen en uitleggen wat ze nodig hebben, worden daardoor beter geholpen.

We helpen kinderen dingen een plek te geven, door ze erover te laten vertellen. Kinderen mogen altijd bij ons hun verhaal doen of even stoom afblazen. We luisteren zonder te oordelen. We laten kinderen dingen die ze meemaken of hebben meegemaakt ook met elkaar bespreken. Het maakt niet uit of het om recente alledaagse dingen gaat of om traumatische gebeurtenissen, kort of lang geleden. Erover vertellen lucht op en helpt om de scherpe randjes eraf te halen.

Kinderen voor zichzelf leren opkomen, begint eigenlijk met dat we kijken of ze wel al op een nette manier om dingen kunnen vragen. Veel kinderen komen niet veel verder dan: ‘Lukt niet.’, ‘Ik kan het niet.’, ‘Of kan je me helpen, want ik snap het niet’. We vragen dan net zo lang door, tot kinderen zelf beseffen wat ze niet kunnen. Vaak kunnen ze nl. een heleboel wel en is er maar één klein dingetje waar ze wat hulp bij nodig hebben. Dit voorkomt dat kinderen het gevoel krijgen dat ze een opgave helemaal niet konden. In plaats daarvan krijgen ze een goed beeld van wat ze wel en nog niet kunnen.

We stimuleren kinderen om wat ze bij of naast Volta nodig hebben, zoveel mogelijk voor zichzelf te regelen. Dat kan door erom te vragen of weten hoe je iets bespreekbaar kan maken. Als er bv. iets is wat juf zou kunnen doen, om het ze gemakkelijker te maken op school, dan kijken we in eerste instantie of een kind dat zelf bespreekbaar durft te maken.